Les Economies de Popote
Het is niet mijn bedoeling om hier een Bourdiaans verhaal af te steken over distinctie of cultureel standsverschil. Toch ben ik de laatste tijd – om preciezer te zijn: sinds het hele Bretonse chambre d’hôtes avontuur – nogal gepreoccupeerd door smaak. Goede smaak welteverstaan. Het inrichten van een slordige 400m2 woonoppervlak maakt me lichtelijk nerveus. Want – godforbid – wat als ik niet de juiste toon tref? Het is niet zomaar mijn eigen interieur dat dan, hoe pijnlijk ook, de plank misslaat. Nee, we hebben het hier over publieke ruimte. Ruimte die constant onder de loep genomen wordt door vreemde ogen. Als de ruimte faalt, dan faal ik, dat is eigenlijk wel knip en klaar. Want niets zegt zoveel over mij als mijn interieur (lees: mijn smaak).
En om het nog moeilijker te maken: is de hele raison d’être van hotelinterieurs niet juist dat ze niet persoonlijk zijn? Dat je er, wie je ook bent en wat je smaak ook is, eigenlijk geen aanstoot aan kan nemen? Deze gedepersonaliseerde versie van goede smaak boezemt me al helemaal angst in. En misschien is dat ook wel een gender-dingetje. Mijn mannelijke compagnon en levensgezel maakt zich totaal niet druk over dit soort zaken. Hij heeft zich lang geleden verzoend met de maatschappelijke suggestie dat inrichten een vrouwelijk prerogatief is. Zijn enige missie lijkt om mijn smaak af te vlakken, uitgesproken kleuren te veto-en en overduidelijke snuisterijen te verbannen. Misschien is dat ook wel precies wat er nodig is.
Godzijdank werkt ook mijn huis mee. Het is neutraal genoeg – nauwelijks stijlkenmerken, gewoon recht voor z’n raap: graniet, hout, gips – om zich gewillig onder mijn handen te plooien. Vooralsnog hoop ik dus dat onze uitdijende collectie midcentury modern stoelen, Amsterdamse school-tafeltjes en zelfgeprint textiel zich hier wel thuis gaat voelen. En dus marktplaats ik onverstoorbaar verder, want er moeten indrukwekkende aantallen nachtkastjes, lampen en zeeptuimelaars opgespoord en aangeschaft worden. En bij tijd en wijlen is er dan een gelukkige nevenvondst.
In die laatste categorie valt het boekje Les Economies de Popote dat ik in een schuur-annex-brocante in Kaatsheuvel aantrof. Het is een in België uitgegeven reclamekookboekje in de stijl van de zomer- en winterboekjes die de Nederlandse kookboekenschrijster Martine Wittop Koning ooit voor Calvé schreef. Les Economies de Popote (in het Nederlands verschenen als De bezuinigingen van Popote) maakt deel uit van een reeks reclameboekjes voor de producten van de in Antwerpen gevestigde firma Liebig, producent van onder meer vleesextract en bouillonpoeder. Het receptenboekje is ongedateerd, maar advertenties uit Vlaamse kranten in het najaar van 1933 geven aan dat in ieder geval de Nederlandstalige versie in dat jaar verscheen.
De internationale voedingsmiddelengigant Liebig, die tot ver in de twintigste eeuw bestond, werd genoemd naar de negentiende-eeuwse Duitse chemicus Justus Liebig (1803-1873). Die was weliswaar niet de uitvinder, maar halverwege de negentiende eeuw wel de populisator van vleesextract – een product dat in eerste instantie bedacht was voor medicinale toepassing, namelijk om zieken de voedingswaarde van vlees in vloeibare vorm te kunnen toedienen. Aangezien vleesextract lang houdbaar was en zich gemakkelijk liet transporteren, opperde Liebig om het productieproces nabij de veerijke pampa’s van Zuid-Amerika te laten plaatsvinden. En wel op industriële schaal. Door tussenkomst van spoorwegingenieur Georg Christian Giebert opende in 1865 in de Uruguayaanse havenplaats Fray Bentos een eerste vleesextractfabriek. Niet veel later lag diens product in Europese apotheken onder de merknaam Liebig Co. Dankzij slimme marketing werd het vleeschextract al snel een groot succes, niet langer alleen als proteïnerijk ziekenvoedsel, maar vooral ook als smaakmaker in soepen en sauzen. Om alle lagen van de bevolking te bereiken lanceerde de firma in 1899 naast Liebigs vleeschextract een goedkopere variant: OXO vloeibare bouillon (en rond 1910 OXO bouillonblokjes).
De prachtige illustratie op de voorkant van Les Economies de Popote toont een kokkin die een boodschappenlijstje opstelt. We hebben hier te maken met Liebigs reclamefiguurtje Popote, in de jaren dertig in België geïntroduceerd om het vrouwelijk publiek te voorzien van recepten en praktische tips. De fictieve Popote had in de tweede helft van de jaren dertig zelfs een eigen kookrubriek in de Vlaamse kranten De Halle en De Poperinghenaer. Nederland lijkt niet tot haar werkterrein te hebben behoord.
In Les Economies de Popote, opvolger van de brochure Les Secrets de Popote, introduceert Popote haar recettes économiques, pratiques, nutritives, hygiéniques met een verwijzing naar de tijdsgeest. Let wel: het is crisis en dus zaak om zowel geld als tijd te besparen. Vrouwen zijn sinds de Eerste Wereldoorlog massaal aan het werk gegaan en hebben dus maar weinig tijd voor de voedselbereiding. Gelukkig zijn daar echter de producten van Liebig: Liebigs vleeschextract, ossenvet en corned beef, OXO bouillon en selderijzout, Libox gekruid vleeschextract, Fray Bentos ossentong en Carlo Erbe tomatenconcentraat. Que deviendrions-nous si Liebig n’avait inventé des extraits de viande? Comment ferions-nous pour nous réconforter en cinq secs au moyen d’un bon bouillon fumant? Ce serait la désolation des désolations, Madame… Gemak dient de vrouw.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik Les Economies de Popote twee keer van kaft tot kaft heb moeten doorwerken voordat ik mezelf ertoe kon zetten om een recept uit te proberen. Het euvel was deze keer niet de schraalheid van de geboden recepten: in tegenstelling tot de superzuinige Nederlandse reclamekokkin Martine Wittop Koning gebruikt de Belgische Popote middenin de economische crisis van 1933 geregeld duurdere producten als boter, eieren, rivierkreefjes, lamsbout, entrecôte en kalfsvlees. Haar ‘bezuinigingen’ lijken vooral te bestaan uit verstandig inkoopbeleid (koop in grotere hoeveelheden, vergelijk prijzen in verschillende winkels, doe de inkopen aan het einde van de dag als de kooplui tot kortingen bereid zijn). Misschien een indicatie dat Belgen minder snel tot concessies aan smaak geneigd zijn dan Nederlanders? Maar goed, mijn aarzeling dus; die heeft eerder te maken met het productenscala van de firma Liebig zelf. Vleesextract vervult mij niet direct met enorme blijdschap. Laat staan corned beef of ossentong.
Uiteindelijk viel de keuze op een retro-klassieker: de gevulde eieren van pagina 19. In dit geval met een bijrol voor champignons en neergevleid onder een dekentje van OXO-gelei. Nu is OXO bij mijn weten al enige tijd niet meer op de markt, maar dat mag de pret niet drukken. Elke Franse supermarkt verkoopt madeira-gelei van Maggi. Bijna net zo retro.
Les oeufs farcis aux champignons
Faites durcir des oeufs, autant qu’il ya de convives, et épluchez 100 grammes de champignons, faites-les étuver dans du beurre, poivre, sel, et le jus d’un demi-citron, puis hachez-les menu.
Coupez-les oeufs dans le sens de la longueur et enlevez les jaunes. Réservez-en u nou deux, que vous mettez à part. Ecrasez le reste finement. Ajoutez les champignons émincés avec leur beurre de cuisson et un peu d’huile et de vinaigre pour obtenir une pâte lisse; le vinaigre peut être remplacé par du citron. Mélangez finement.
Regarnissez les oeufs avec cet appareil. Placez les oeufs, par moitié, les uns à coté des autres sur un plat rond. Couvrez avec une gelée faite à l’aide d’Oxo ou de Libox que vous allongez avec de l’eau et que vous pouvez corser d’un petit verre de porto [zie je, madeira is zo gek nog niet!]. Liez avec de la fécule pour obtenir une gelée claire et délicieuse. Couvrez-en copieusement les moitiés d’oeufs; sur chacun posez un demi-cornichon et garnissez le plat de persil frisé, posé en couronne autour des oeufs. Ecrasez les jaunes réservés et saupoudrez-les sur la gelée.