Bakken en braden met Barbie
Hij staart me al de hele dag aan, die Big Black Dog. Het was niks, het is niks en het wordt ook niks met je, zegt hij. Woef. Ik heb vandaag even geen weerwoord. Er valt onafgebroken natte sneeuw, de kat heeft uit verveling of voedselvergiftiging (dat kan ook) het huis ondergekotst, mijn zorgvuldig opgekweekte zuurdesemstarter is een stille dood gestorven en mijn haar zit clichématig stom.
Ook niet onbelangrijk: op één dag zijn twee van mijn meer geslaagde stukjes sollicitatieproza bruut afgeserveerd door ongeïnspireerde, afgestompte HR- medewerkers. ‘Afschrijving’, vermeldt de subjectline van de ene afwijzing. Ik ben 32 en afgeschreven. Als dat geen ingrediënt is voor een instant depressie. Tijd dus voor iets lichtvoetigs, iets tijdloos, iets nostalgisch. Tijd voor Barbie’s beroemde appelbroodjes.
Dat moet ik vermoedelijk even uitleggen, beginnend met een kleine flashback naar 1966. In dat jaar kreeg mijn toen 15-jarige moeder het onvolprezen boekje Bakken en braden met Barbie cadeau, een kookboek met recepten van en verhaaltjes over de (toen nog bruinharige) Barbie. Blijkens de achterflap stond Barbie’s kookboek niet op zichzelf. Het maakte deel uit van een hele serie over Barbie.
In deze boekjes, geschreven door Cynthia Lawrence en Bette Lou Maybee, beiden werkzaam voor het reclamebureau van Mattel, kwam de plastic Barbie echt tot leven. Zo bleek dat zij van achteren ‘Roberts’ heette en in Willows, Winsconsin woonde. Haar lievelingskleur was geel. Het Barbie-kookboek, dat in 1964 verscheen als Barbie’s easy-as-pie-cookbook, onthulde bovendien dat Barbie dol was op koken en haar moeder graag hielp in de keuken of verraste met een ontbijtje op bed.
Voor de Nederlandse versie van het kookboek tekende niemand minder dan Mies Bouhuys. Zij vertaalde de recepten (denk ‘jamboelshake’, ‘notenpoffers’, ‘pindakaasbonbons’) en bewerkte ook de heerlijk moralistische jaren ’60 verhaaltjes over Barbie, haar zusje Skipper en haar vriendje Ken. In een van die verhaaltjes zijn Barbie en Ken huiswerk aan het maken aan de keukentafel, wanneer Ken redelijk out of the blue opmerkt dat vrouwen niet vindingrijk zijn:
Want wie heeft het garen, de auto of het vliegtuig uitgevonden? ‘Geen vrouwen’, constateert hij. Barbie laat de kritiek op haar sekse niet op zich zitten. ‘Vrouwen mochten vroeger de straat niet op of werken, wie weet wat ze allemaal hadden uitgevonden als ze de kans hadden gehad!’, repliceert ze. Ken gelooft er niks van. ‘Zo zijn de vrouwen nu eenmaal niet’, zegt hij. Barbie wisselt van strategie.
Met uit het leven gegrepen voorbeelden laat ze zien dat vrouwen ook creatief zijn. Van een ‘doodgewoon’ lapje, maken ze een ‘beeldige jurk’ en in de keuken verrichten ze wonderen met simpele ingrediënten. Ken vindt daar geen kunst aan: ‘je krijgt toch tegenwoordig alles kant en klaar. Het enige wat je zelf nog moet doen is een busje of een potje open maken of iets laten ontdooien. Dáár hoef je toch niet bij na te denken.’
Barbie reageert zoals alleen Barbie reageren kan. Ze steekt ‘haar neusje in de lucht’ en zegt: ‘Je weet er geen barst van. O, ja, natuurlijk is het prachtig dat al die kant-en- klare dingen bestaan, maar iemand die echt kan koken weet met die dingen dan nog net iets te doen, waardoor het iets bijzonders wordt!’ Ken gaat de uitdaging aan: ‘Wat dan bijvoorbeeld?’ Barbie’s blik valt op een onooglijk potje op het aanrecht: ‘Pindakaas!’, zegt ze triomfantelijk.
Wat volgt is een heel hoofdstuk met (eerlijk gezegd nogal onsmakelijk klinkende) pindakaasrecepten. Pindakaasfeminisme à la Barbie. Dat was nog eens smullen voor de 15-jarige uit 1966!
Bakken en braden met Barbie werd een van mijn moeders meest dierbare jeugdrelikwieën. Achtereenvolgens verhuisde het met haar mee naar Amsterdam, Parijs, Hengelo en weer terug naar Amsterdam. Een kwart eeuw later neemt het daar nog altijd een prominente plek in op de kookboekenplank. Barbie tussen Bocuse, Pellaprat en Jamie Oliver.
Overigens haalde niemand het ooit in zijn hoofd om iets te koken uit het nogal gehavende exemplaar van Barbie’s kookboek. Haar ‘slaatjes’ en macaronischotels met ‘spam’, waren ook in de jaren ’80 al niet meer echt en vogue. Er was echter één grote uitzondering. Om de een of andere reden werden ‘Barbie’s beroemde appelbroodjes’ (pagina 32) in ons gezin een moderne klassieker, die op gezette tijden van stal gehaald werd. Als ontbijt, bij de thee of als toetje, de appelbroodjes deden het altijd goed.
Waarom Mies Bouhuys de appelbroodjes ‘broodjes’ noemde, is mij een volstrekt raadsel. ‘Pannenkoekjes’ of ‘drie-in-de-pan’ waren ogenschijnlijk veel doeltreffender namen geweest voor deze in de koekenpan of op de bakplaat gebakken appelkoeken. Mocht iemand een exemplaar van Barbie’s easy-as-pie-cookbook bezitten, dan houd ik me aanbevolen voor de originele titel. Misschien verklaart die het een en ander.
Het recept voor de appelbroodjes is simpeler dan simpel, het resultaat in al zijn eenvoud een accurate kuur tegen klein maandags leed. Misschien was het dan toch terecht dat Mies Bouhuys Barbie’s term voor ‘toetje’ (‘happy ending’) onvertaald liet. Een ‘happy ending’ door Barbie… Ga dat maar niet googlen.
Barbie’s beroemde appelbroodjes
1 kopje zelfrijzend bakmeel of 1 kopje volkorenmeel en 1 ½ theelepel bakpoeder | 1 eetlepel suiker | ½ theelepel zout | 1 ei | ¾ kop melk | boter | 1 fijngehakte appel | optioneel: een handje rozijnen
Zeef het bakmeel in een grote kom en doe er suiker en zout bij. Schil de appel, haal het klokhuis eruit en hak hem fijn. Klop het ei met een vork en roer er de melk door. Giet het ei en de melk met kleine scheutjes in de kom en zorg ervoor dat er niet één klontje in het deeg blijft. Doe er dan ook de gesmolten boter bij, de fijngehakte appel en evt. de rozijnen. Vet een bakblik of een flinke koekepan met boter of margarine in en maak de pan heet. Schep met een eetlepel hoopjes deeg in de pan. Bak de broodjes aan twee kanten bruin en dien de broodjes heet op met wat stroop.